top of page

FeLV (kattenleukemie) is een besmettelijke virusinfectie waarbij het immuunsysteem van de kat wordt aangetast en allerlei aandoeningen, waaronder kanker, vrij spel krijgen. De ziekte wordt overgebracht door nauw contact tussen katten via bloed of speeksel, bijvoorbeeld door bijtwonden of dekkingen. Vrijwel alle kattenverenigingen verlangen een Leukemietest van de dekkater als voorwaarde voor afgifte van de stambomen van de kittens. Deze test mag niet ouder zijn dan één jaar. Vanzelfsprekend eist de dekkaterhouder deze test ook van zijn bezoekende poezen. Een dierenarts kan het afgenomen bloedmonster zelf testen (zogenaamde Snaptest) of laten onderzoeken door een laboratorium (IF-test). Er bestaat wel een enting tegen leukemie, maar die geeft geen volledige dekking. De meeste katten waarbij leukemie wordt geconstateerd, overlijden binnen 3 jaar doordat zij ontvankelijk worden voor allerlei ziektes.

 

 

FIV (Feline Immunodeficiency Virus) wordt ook wel Kattenaids genoemd, omdat deze infectie grote overeenkomsten vertoont met het menselijke HIV (Aids). Belangrijk om te weten is dat Kattenaids niet overgebracht kan worden op mensen! FIV wordt overgebracht door nauw contact tussen katten via bloed of speeksel, bijvoorbeeld bij bijtwonden. Ook voor deze ziekte geldt dat uw dierenarts dit zelf kan testen door middel van een afgenomen bloedmonster (zogenaamde Snaptest) of laten onderzoeken door een laboratorium (IF-test). In Amerika bestaat inmiddels een vaccin tegen FIV, in Nederland op dit moment nog niet.

 

 

FIP (Feline Infectieuze Peritonitis), ofwel besmettelijke buikvliesontsteking. FIP kan ontstaan als een vrij algemeen voorkomend coronavirus muteert in het kwaadaardige FIP-virus. De oorzaak hiervoor is meestal stress, bijvoorbeeld een verhuizing (wanneer de kittens naar de nieuwe eigenaar gaan), maar ook een castratie. Ondanks het algemeen voorkomen van het coronavirus onder alle katten ontwikkelt slechts een klein percentage (2 tot 10%) FIP.
FIP manifesteert zich in 2 vormen: de “natte” vorm met de kenmerkende dikke buik met vocht, en de zogenaamde “droge” vorm zonder dikke buik maar met diverse klachten die lijken te verwijzen naar andere kwalen. Er bestaan helaas geen betrouwbare tests en vaccins voor FIP! Laat daarom ook nooit een kat inslapen uitsluitend op basis van een FIP-test! Ook betwijfelt men tegenwoordig of de ziekte wel besmettelijk is. Er zijn geen medicijnen om FIP te genezen. Na vaststelling van de diagnose overlijdt de kat meestal binnen enkele weken. Ter voorkoming van stress (een mogelijke risicofactor) raden alle kattenverenigingen na een geval van FIP aan de cattery (of het huishouden) voor een aantal maanden te sluiten. Dat houdt in geen activiteiten ontplooien op het gebied van showen, fokken, kopen/verkopen van dieren.

 

 

HCM (Hypertrofische Cardiomyopathie) is een erfelijke hartafwijking waarbij cardio staat voor hart en myopathie voor spieraandoening. Bij HCM zijn de spieren van de wand van de linkerkamer in dikte toegenomen ( hypertrofie ). Dit veroorzaakt een toenemende verstijving in de linkerkamer. Het hart kan zijn pompfunctie niet naar behoren uitvoeren en er ontstaat een vergrote kans op trombose en vochtophoping in de longen en borstkas. De enige betrouwbare methode voor het opsporen van HCM is het maken van een echocardiogram (zie voor een recente lijst van adressen van specialisten de homepage RMC), of bij overlijden een sectie.
In het algemeen openbaart HCM zich bij katten jonger dan 5 jaar. Bij Maine Coons is deze afwijking wel aangetroffen bij kittens op de leeftijd van 6 maanden, maar gebruikelijk is rond de 2 jaar. Bij katers wordt deze afwijking meestal op jongere leeftijd vastgesteld dan bij poezen. Er is geen genezing mogelijk, maar medicijnen kunnen HCM katten soms nog wel 6 jaar in leven houden! De behandeling varieert naar gelang de symptomen en kan bestaan uit het geven van vochtafdrijvers, middelen die de hartwerking verbeteren of die de kans op trombose verminderen en een hartondersteunend dieet. Stress moet zoveel mogelijk worden vermeden.
Men gaat er van uit dat HCM autosomaal dominant vererft. Autosomaal houdt in dat het niet uitmaakt of het van de moeder of de vader komt; dominant betekent dat als maar één ouder deze afwijking heeft, statistisch gezien minstens 50% van de kittens deze afwijking ook zal hebben. Van HCM wordt gezegd dat het een variabele expressie heeft met een incomplete penetratie . Dat wil zeggen dat niet alle katten met HCM dezelfde verschijnselen hebben; ook is er een grote variatie in de wijze waarop HCM zich ontwikkelt. Er zijn ook katten die HCM vererven en zelf helemaal geen verschijnselen vertonen. Er is dan ook geen 100% garantie dat een kat die middels een echo negatief is getest op HCM, dit inderdaad niet heeft of vererft. De test is een momentopname, maar wel de enige controlemogelijkheid zolang er nog geen DNA-test is. De huidige methode biedt in ieder geval wel de mogelijkheid om de katten die positief testen, uit de fok te halen.
Sinds eind 2005 bestaat er de mogelijkheid voor een DNA-test op 1 van de genen die verdacht worden een relatie met de ontwikkeling van HCM te hebben. Het betreft de mutatie MyBPC3.
Deze test zegt helaas nog niet alles, om niet te zeggen nog erg weinig. Zolang er nog katten op oudere leeftijd vrij zijn getest middels echografie en zij wel deze mutatie dragen en daarnaast katten waarbij op jonge leeftijd HCM middels echografie is vastgesteld en is aangetoond dat zij deze mutatie niet dragen, blijft conclusies trekken op basis van deze test alleen, onmogelijk.

 

 

PKD (Polycystic Kidney Disease) is een erfelijke afwijking die zich kenmerkt door met vocht gevulde blaasjes in de nieren. Naarmate deze blaasjes groeien, zullen zij het functioneren van de nieren bemoeilijken wat uiteindelijk leidt tot chronisch nierfalen. In de meeste gevallen treedt dit op als de kat de leeftijd van ca. 7 jaar bereikt heeft, maar veel vroeger is ook mogelijk. Er zijn geen medicijnen voor PKD en de behandeling bestaat eigenlijk alleen uit een aangepast dieet om de nieren zoveel mogelijk te sparen. PKD vererft dominant , dat betekent dat in ieder geval één van de ouders ook PKD heeft.
De diagnose PKD wordt gesteld door middel van een echo van de nieren. Aangeraden wordt om dit vanaf de leeftijd van 1 jaar te doen, dus voordat de kat voor de fok wordt ingezet. Op deze leeftijd is de betrouwbaarheid van deze test 98%. Belangrijk hierbij is dat dit onderzoek gedaan wordt door ervaren specialisten met de juiste apparatuur (zie voor recente adressen de homepage RMC), daarom kan dit onderzoek niet worden uitgevoerd door uw eigen dierenarts. Het onderzoek wordt op dezelfde wijze uitgevoerd als het onderzoek naar Hypertrofische Cardiomyopathie en vaak gecombineerd.

 

PL (Patella Luxatie) is een erfelijke afwijking die zich kenmerkt doordat de knieschijven niet vast genoeg op hun plaats worden gehouden en soms los schieten. Er bestaan verschillende gradaties in. Afhankelijk van de ernst van deze situatie kan de kat hieraan geopereerd worden
Preventief laten veel MC-fokkers hun katten hierop testen. Deze test moet zonder narcose worden uitgevoerd door een dierenarts (of orthopedisch dierenarts) die hier ervaring mee heeft bij katten en niet alleen bij honden. Het feit dat beide ouders getest en goedgekeurd zijn, is helaas geen garantie dat een kitten uit deze combinatie geen patella luxatie kan krijgen omdat deze afwijking polygenetisch vererft. Dit houdt in dat niet één gen alleen, maar een groep van dezelfde , “zwakkere” genen hier een rol speelt. Pas als een bepaalde “groepsgrootte” is bereikt, wordt het effect zichtbaar . Dat verklaart waarom de ouders deze eigenschap soms niet tonen en het kitten met de (optel)som van hun genen wel.


 

SMA (Spinal Muscular Atrophy) is een erfelijke aandoening, waarbij de zenuwcellen, die de skeletspieren aansturen, afsterven. Hierdoor ontstaat spierzwakte van de achterhand die voor het eerst zichtbaar wordt op een leeftijd van 3-4 maanden. De kittens gaan moeilijker lopen en krijgen moeite met springen, maar hebben geen pijn.

De vererving van SMA is recessief. Dus een kat kan drager zijn en heeft geen klachten. Een lijder moet van beide ouders het gen voor SMA hebben meegekregen.

Testen op SMA kan d.m.v. een DNA test, een éénmalige test van bloed of speeksel, waaruit naar voren komt of de kat vrij is van het SMA-gen, of drager of lijder is.

bottom of page